Het is elke dag hetzelfde ritueel: vroeg opstaan om 5 uur om zo snel mogelijk te kunnen vetrekken om de warmte voor te zijn. Terwijl ik schrijf, om 16 u in de namiddag, is het hier in Conques 40 graden. Letterlijk om te bakken. De mensen beweren dat het nog nooit gebeurd is dat het zo lang zo warm was. Vandaag zijn we om 6 u 45 al onderweg richting Figeac. We hebben echter beslist Figeac zelf niet aan te doen. Vanuit Foissac kunnen we gemakkelijk de Lot rivier bereiken en we zullen de rivier zoveel mogelijk volgen tot in de buurt van Figeac en dan tot Decazeville om twee redenen: het is frisser om bij de rivier te fietsen en gisterenavond had Bruno pijn aan zijn rechterknie en wanneer we langs de rivier fietsen moet hij minder hard trappen.
Rijdend langs de mooie landschappen van de Lot
Het is echt gezellig langs de Lot om te fietsen en we maken een prachtige zonsopgang mee met hele mooie kleuren. We hebben ook geregeld wat schaduw en dat doet deugd met een zon die altijd maar harder schijnt. We stoppen een eerste keer in een klein dorp Laroque-Bouillat waar we de Chapelle des gabariers bezoeken die meer dan 1000 jaar oud is. De gabariers zijn de bateliers of de bootslui die de platte boten / aken met zeilen besturen in verschillende regio’s in Frankrijk zoals de Quercy (waar we gisteren doorfietsten)en de Rouerge waar we vandaag zijn. Het was en bijzonder risicovol beroep met geregeld doden. Het gewelf van het schip van het kerkje heeft de vorm van een omgekeerde gabarier-boot. Er hangt ook een mooie antependium (voorzet voor een altaar) met in het midden een mooie gabarier boot volgeladen met vaten wijn en links ervan een Piëta. Tenslotte zien we een prachtig processiekruis. Ongelooflijk welk een prachtige kunstwerken zich in dit eenvoudig kerkje in lokale bruinsteen bevinden.
Laroque-Bouillat, Chapelle des gabariers met gewelf en antependium
Vandaar fietsen we door, nog altijd langs de Lot tot in Decazeville. Alvorens de heuvels in te trekken naar Conques stoppen we even aan de Notre Dame kerk een einde 18de begin 19de -eeuwse kerk met een classicistisch uiterlijk en een echte vierkante vorm zonder transept. De kruisweg bestaat uit 14 schilderijen van de 19de-eeuwse Franse schilder Gustave Moreau. winkel op onze blog te verspreiden.
Decazeville: Notre Dame kerk
Terwijl ik even de kerk bezoek is Bruno vlakbij naar een fietsenmaker getrokken want de schroef die de stang van het zadel knelt is zot gedraaid. Regis van de Atelier du Cycle stelt hem voor gewoon een nieuwe schroef erin te steken. Ik voeg me bij hem vraag Regis mijn banden even te checken. Als ik hem vraag wat we hem moeten betalen zegt hij dat het gratis is. Hij heeft onze pancarte gezien i.v.m. het Rinus-Pinifonds en zegt dat dit zijn bijdrage is. Een super lieve man die we hartelijk bedanken en we beloven zijn foto met zijn winkel op onze blog te verspreiden.
Bruno is blij dat Regis gratis zijn zadel heeft hersteld. Nog een laatste inspanning naar Noalhac
Nadat we onze dagelijkse boodschappen hebben gedaan slaan we de weg in naar Conques. We zullen over de via Podiensis fietsen over Noalhac naar boven zoals ons een oude man heeft uitgelegde: 10 km hard trappen tot in Noalhac, dan een zeer steile helling van een kleine kilometer vlak bij het kerkje van Noalhac, dan een vals plat van een kleine twee kilometer en dan 7 km super steil naar beneden waar praktisch geen auto’s komen. Zijn uitleg klopt als een bus. 2 à 14 km super inspanning naar boven en dan 7 kilometer grote inspanning om voorzichtig naar beneden te rijden met alle schijfremmen op. Bij de beklimming is het al heel mooi maar bij de afdaling is het adembenemend mooi en indrukwekkend. We zien van ver en heel beneden de abdijkerk blaken in de zon. Het was echt de moeite om die moeilijke weg te nemen. Bruno vindt dat dit het mooiste is wat hij tot nu toe heeft gezien ook al heeft hij al vele landschappen in de Gers en de Quercy bijzonder gewaardeerd. Dit is de max (voorlopig).
Kerkje op weg naar Noalhac. Het zicht op de vallei met de abdij van Conques. Bruno valt uitgeput neer
We rijden Conques binnen op een ezelsbrug en we bereiken zo de westkant van de abdijkerk met het prachtige timpaan maar dat is voor later. We fietsen naar ons flatje in een oud huisje van de gemeente dat omgebouwd is tot 4 flats. Alles is erop en eraan. Kraaknet. Het heeft de nooie naam van “Le Compostelle” gelegen op 200 meter achter de abdijkerk. Het kan niet beter. We hebben daar 5 jaar geleden ook al eens gelogeerd en we waren gecharmeerd door het huisje. Ze konden alleen niet garanderen of de fiets kon opgeladen worden. ik vraag de buurvrouw of ze mij een verlengkabel kan lenen en prompt stelt ze voor om beide fietsen deze nacht in haar garage te plaatsen en de mijne daar op te laden . Als ze dan ziet en hoort waarvoor we fietsen is ze superblij ons te kunnen helpen met deze bijdrage voor het Rinus-Pinifonds. Bruno en ik blijven het herhalen we ontmoeten heel veel lieve behulpzame Franse mensen en we zijn hen heel dankbaar voor hun hulp en steun.
De indrukwekkende abdijkerk van Conques
Na een korte rust en een opfrissing beslissen we toch in de hitte naar de romaanse abdijkerk van Sainte-Foy de Conques te wandelen. Het is de pelgrimskerk of bedevaartkerk waar de relikwieën van Sainte Foy, worden aanbeden. Het is het prototype van andere grote bedevaartkerken, de abdijkerk van Saint-Martial de Limoges, de kerk van Saint-Sauveur de Figeac, de basiliek van Saint-Sernin in Toulouse en de kathedraal van Sint-Jakob van Compostela. Het is een meesterwerk van de romaanse kunst in Zuid-Frankrijk.
Deze abdij werd vanaf 1041 gebouwd door abt Odolric op de plaats van de voormalige hermitage van Dadon, uit de late 8ste eeuw. Het was een Benedictijnenabdij tot 153 en werd daarna onder verantwoordelijkheid van kanunniken geplaatst. Sinds 1873 is de abdijkerk toevertrouwd aan de Norbertijnen of de premonstratenzer orde.
We zijn verbaasd dat er rond 14 30 zoveel toeristen rondlopen. Het centrum van het dorpje is zeer aantrekkelijk met vele oude huizen die allemaal gerestaureerd zijn en misschien wat teveel winkels maar de plaatselijke bevolking moet toch ook leven. We bekijken de kerk snel van buiten, met aandacht vooral voor zijn twee rijzige torens, het mooie koor en aan de westkant het timpaan van het laatste oordeel met een oordelende God en links van hem de verdoemden (die in de muil van de hel verdwijnen) en rechts de uitverkorenen die naar de hemel gaan.
Conques: Timpaan van het westportaal, hoge zuilen en tongewelf, koepel van de vieringtoren
Op het vroegere polychrome timpaan zit nog wat kleur en in de zomer projecteert men erop de kleuren die er waarschijnlijk op stonden in de ME. Een plezant detail is de buitenste rand van het timpaan waar 14 keer een gezicht te zien is dat gebeeldhouwd is achter een tekstband: men noemt dat figuurtje "le curieux de Conques”.
Binnen maakt de romaanse sobere stijl echt indruk: zeer hoge pijlers met een mooi tongewelf. Alleen een kruisgewelf in de vieringtoren omdat die er later werd opgezet; verschillende mooie kapitelen. Toch grote ramen voor een romaanse kerk die veel licht binnenlatend. Een frisse abdijkerk waar veel oververhitte toeristen soelaas en koelte vinden. Ze kunnen er ook kijken naar enkele fraaie beelden en naar de moderne glasramen. Sinds 1994 zijn er sobere glas-in-loodramen van Pierre Soulages, een kunstenaar uit Rodez die daar een groot museum heeft. Hij was vooral gespecialiseerd in het schilderen van tinten van zwart maar werkte ook met tinten van grijs en bruin.
Conques: De glasramen van Soulages, een piëta en het klank -en-lichtspel
Daarna lopen we even naar het museum met de Trésor of schat van Conques ik wil vooral aan Bruno het grote reliekbeeld tonen van Sainte Foy, de jonge martelares uit de 4de eeuw die hier vereerd wordt en werd. Het beeld is gedeeltelijk dat van Sainte Foy want het hoofd is afkomstig van een Romeinse keizer. Prachtig verguld en versierd met heel veel edelstenen en half edelstenen. Verder ziet men er een rijke collectie aan relieken: armen, hoofden enz. met relieken van talrijke heiligen. Pelgrims werden zo aangetrokken naar Conques omdat ze er veel relieken konden vereren om verschillende redenen. Na ons bezoek haasten we ons om terug binnen te zijn om aan de hitte te ontsnappen.
Bruno verbetert eerst nog de Engelse vertaling van dag 28 voor oma en stuurt die naar haar terug. Ik heb ondertussen de draftversie van dag 29 klaar en stuur die straks wel naar oma maar eerst zal ik ook wat eten. Gelukkig hebben we eten gekocht in Decazeville want in de lokale épicerie zijn alleen maar lege rekken. De wijn is er te duur , een echte toeristenprijs. We hebben wat pintjes bij.
Morgen trekken we verder naar Saint-Chély-d’Aubrac, naar een prachtig stuk natuur, waar de via Podiensis door loopt. het wordt wel 1300 à 1500 meter klimmen. Hopelijk halen we het. Nog slechts drie dagen als alles goed gaat en dan zit de Via Podiensis erop , een fijne beleving samen met Bruno. Ik ben super blij dat in op de via Turonensis eerst Floky en nu op de via Podiensis Bruno als medereiziger heb gehad en ik geniet er echt van. Rientje geniet er zonder enige twijfel ook echt van.
Conques: De abdijkerk
Bình luận